| Notes |
- RAZVL 471
- Scepenen waren aldaer Jan de Brune als stedehouder van dheer Jan Breydele arresteerde ten verzoucke van Jan Loyssen de Vos ende Pieter Reygaert van Heinckenswerve op Heindrick Janssen wonachtich te Coxide... naervolghende partien vande
chateylicke goedinghen byden voorn stehoudere ten verzoucke vanden voorn Jan ende Pieter ghehaelt uut zeker schip ligghende byde noordt zerst twee bedden metten oirpuele ende twee caersen een paer knechs conssens een wit wambays drie ketels
twee haercken een yseren pot Diveersche goedinghe ghepact in een appelmande ander goedinghe gepact in een witte cleermande ende noch ander goedinghen gepact in een grooten zack welck arrest was ghedaen voor de somme van 19 pond... de goedinghe
int scepenhuus vande watere ghedaen, den 25en van octobre 1565
-
- RAZVL 456
- fo 20
- Comp voor ghebander vierscare Jan Loysse de Vos ende Pieter Reygaert ende verboden aldaer te wette op Heindrick Jansse de naervolghende partyen van chateylicke ghoedinghen. Eerst twee bedden metten oirpuelen ende twee seersen twee mans hemden
een paer knechts coussens een wit wambays drie ketels twee haeckers ende een ysere pot noch tsamen ghepact in een appelmande eerst een mettalen becken een mettale pot twee mettale candelaers een mettale candelaere met een dobble pype een
mettalen castoir een wywatervatken twee vispaens twee haeckere drtien tinne platteelen onder cleen ende groot drie tinne cannen ende een pinte een tinnen canneken twee tinne zaudvaten drie saucierkens ? zeven tinne scuetels ende vijf lepels
ende een paar slaeplakens al tsamen ghepact in een appelmande. Noch twee paer slaeplakens ende vier scoolakens twee serveeten vier scuyven een hemde vier oircussens drie smidoncken? ende een groote tyrenteynen zack tsamen ghesloten in een
witte cleermande
- noch een roo saerse ende een groene saerse twee paer lynlakens oircussens metter sluyve ende wat andere quaet lynwaet
- over de some van xix pond vlaems
- ter cause van [ni]
- [om zijn schuld af te lossen]
- ghedaen den xxvij den van octobre xv c lxv
|
Abt 1525 -
